Horeca

‘Ik moet de bitterballen niet van de kaart halen’

ROTTERDAM - Met meer dan 2500 leden en zeven hockeyvelden is Hockey Club Rotterdam een van de grootste hockeyverenigingen in Nederland. Aan horecamanager Tjeerd Esser is het de taak om de drukte rond de bar van thuisspelende teams, tegenstanders en toeschouwers te overzien. Out.of.Home Shops sprak met Esser over het consumeergedrag van hockeyers, de samenwerking met fabrikanten en hoe de club denkt over groene en gezonde initiatieven.

Amber Verhaar |

Voordat de coronacrisis uitbrak, was het in de weekenden af en toe dringen bij de bar. Bijvoorbeeld tijdens wedstrijden van Heren-1 dat in de hoogste klasse van het Nederlandse hockey speelt. “Daar komen zeker met lekker weer veel toeschouwers op af, die vaak lang rond de bar blijven hangen”, vertelt Esser. Aankomende september zal het er echter rond het clubhuis anders uitzien. “We hebben twee afhaalpunten gemaakt. Eén buiten en één bij de bar. Daar kunnen mensen snel iets halen, want binnen kunnen ze niet blijven. Anders moet ik bij alle twintig deuren in het clubhuis iemand neerzetten om te controleren hoeveel mensen binnen zijn. Dat is niet te doen.”

De horecamanager kijkt wel weer uit naar september, wanneer de officiële competities weer van start gaan. Op zaterdagen speelt de jeugd en op zondagen gaan de senioren het veld op. Daardoor is er een goede tweedeling te maken, vertelt Esser. “Op zaterdag schenken we bewust tot 15.00 uur geen alcohol. Kratten en pitchers zijn de hele dag niet te krijgen, want die kunnen doorgegeven worden aan jongeren onder de 18 jaar.” Op zondag is het een ander verhaal. “De eerste wedstrijden zijn dan rond half 11 afgelopen en daarna komen de eerste kratten snel tevoorschijn.”

Toch probeert Esser als horecamanager ook op zondag het bier op een verantwoorde manier te laten vloeien. “Daarin werken we veel samen met Heineken. In elk kratje stoppen we tegenwoordig twee of drie flesjes 0.0. Dan hoeft iemand niet speciaal naar de bar om die te halen. Zo promoot je dat niet iedereen standaard alcohol hoeft. Op dezelfde wijze zijn we ook met Coca Cola aan het kijken wat we kunnen doen. Wij verkopen bijvoorbeeld alleen nog kleinere blikjes van 25 cl. Met zo’n slim can consumeert iemand toch minder suiker.”

Realistisch zijn
Ook de voeding op de kaart bij de hockeyclub is steeds gezonder. Tegenwoordig staan bruine broodjes op het menu en zelfs een aantal gezondere snacks. De hoop is om binnenkort een zilveren certificaat te ontvangen van het Voedingscentrum, voor een gezonde kantine. “Al durf ik niet met zekerheid te zeggen of het gaat lukken”, geeft Esser toe. “Daarvoor kunnen we misschien net niet genoeg gezondere producten aanbieden. Maar brons zal wel lukken.”

De horecamanager is daarentegen wel realistisch over hoe gasten de gezondere producten zullen omarmen. “Er is zeker een groep die het wel waardeert. Maar veel hockeyers vinden toch dat als ze gezond gesport hebben ze daarna wel een beloning verdienen. Laat ik het zo zeggen: ik moet de bitterballen niet van de kaart halen. En bij broodjes kroket of tosti’s van witbrood hoef ik dat ook echt niet te proberen. Maar we bieden alternatieven, dat vind ik belangrijk.”

Dat ideaal probeert hij ook door te trekken wanneer hij voor grote evenementen de horecavoorziening regelt. Een voorbeeld daarvan is de Pro League, de internationale competitie voor de negen beste hockeylanden. “We proberen daarbij het heft zo veel mogelijk in eigen hand te houden, bijvoorbeeld met hamburger- en frietkramen. Dat is makkelijk en uiteindelijk ook wat de gasten op zo’n dag willen eten. We proberen wel een saladekraam te hebben, voor de keuzevrijheid. Maar die keuze wordt toch niet echt vaak gemaakt.”

Groot voordeel
Tijdens zulke grote evenementen valt Esser voornamelijk terug op fabrikanten en groothandels waarmee de Rotterdamse hockeyclub langlopende contracten heeft. De relatie blijkt juist in dit soort tijden een groot voordeel. “Met zo’n coronacrisis krijgen we het weer terugbetaald. Dan zijn ze wat soepeler met het innemen van producten. Als ik elke week zou gaan voor de laagste prijs, dan zouden de fabrikanten ons nu minder hebben geholpen.”

Volgens de horecamanager wordt de club best veel benaderd door partijen die zeggen dat ze iets moois hebben en dat de vereniging er echt als eerste bij moet zijn. “Daar doen we eigenlijk niet heel veel mee, want hockeyers en hun toeschouwers houden wel van een beetje vastigheid in het assortiment. Mochten we veel vraag naar bepaalde producten krijgen, dan bel ik de bewuste fabrikant zelf wel op en hebben we het zo in huis”, vertelt Esser. “We houden het goed in de gaten.”

Herbruikbaar
Dat geldt ook voor andere trends binnen de horeca. Zo is er een speciale commissie binnen de hockeyclub aangesteld om zich te richten op onder meer duurzaamheid. Met initiatieven als koffiebekertjes van suikerrietvezel wordt de club stapsgewijs milieubewuster. Na de zomer zal ook de hockeyjeugd eraan moeten geloven. “Na iedere jeugdwedstrijd krijgt elk team ranja. Hiervoor gaven we dat in plastic bekertjes, maar dat kan ook prima met herbruikbare bekers. Dat is wel een investering, maar aan de andere kant heb je het er al na tien keer gebruiken uit. Mochten de bekertjes dus niet binnen die tien gebruiksbeurten verdwijnen, dan snijdt het mes aan twee kanten. Financieel en duurzaam voordeel, daar blijven we naar zoeken.”

Dit artikel verscheen eerder in Out.of.Home Shops. Abonneren? Klik hier.

hc-rotterdam-club-1.jpg
hc-rotterdam-tjeerd-esser-abokt19-bron-hc-rotterdam-1.jpg